Dankzij de SET-subsidie ging vorig jaar een nieuw project van start om blended care binnen MET ggz verder uit te rollen.
Roos Verkooyen is GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog en Esther Stoffers werkt als programmaleider Innovatie & Ontwikkeling. Het duo werkt sinds een jaar nauw samen om de implementatie van blended care binnen MET ggz van de grond te krijgen. “We vullen elkaar goed aan: Roos brengt inhoudelijke deskundigheid mee en ik heb veel ervaring met projectmanagement”, zegt Esther.
Het is niet de eerste keer dat er met de NiceDay app wordt gewerkt bij MET ggz. Vlak voor Covid ontstond het idee om een online poli op te zetten. Andere PsyQ partners hadden al volledig digitale poli’s, zo ontstond de wens om dit binnen MET ggz ook in te richten. “Om verschillende redenen is zo’n volledig online poli binnen MET ggz niet goed van de grond gekomen”, zegt Roos. “De online poli bestaat inmiddels niet meer. Het was voor ons wel een goede leerschool om te kijken wat we dit keer anders moesten doen. Zo ontstond ook onze opdracht: ga eens kijken wat er dan wel binnen MET ggz past. Al vrij snel werd duidelijk dat we moesten kijken naar een blended aanpak.”
De druk eraf
Volgens de projectleiders is het landelijk in de afgelopen jaren duidelijk geworden dat de rek uit volledig online GGZ is. Er is een groep die deze vorm van behandelen aanspreekt, maar in die groep zit weinig groei. De meerderheid voelt meer voor blended care, zegt Esther. “Op die manier haal je ook de druk van het online eraf. Je behoudt als behandelaar en cliënt de mogelijkheid om steeds opnieuw te kijken welke behandelmomenten online zijn en welke fysiek en of dit korte contactmomenten zijn of volledige consulten. Je kunt er zelf vorm aan geven en gebruik maken van alle digitale tools die NiceDay biedt, waaronder opdrachten, een dagboek of een bibliotheek met informatie.”
MET ggz heeft als doel om meer naar behoefte-gestuurd behandelen toe te gaan”, vult Roos aan. “Niet online versus de spreekkamer staat centraal, maar het ‘wat heb je nu nodig’ staat centraal.”
Weinig animo
Welke geleerde les nemen de projectleiders mee uit de eerdere poging? Esther: “Al bij het werven van hulpverleners voor het bemannen van de digitale poli bleek er weinig animo. Bestaande hulpverleners wilden niet de overstap maken naar volledig digitaal behandelen en nieuwe hulpverleners vinden die geen fysieke consulten meer mochten doen waren ook lastig te vinden. Dat bleek het eerste grote struikelblok. Uiteindelijk werd er een klein groepje bestaande behandelaars gevormd en getraind die de poli gingen bemannen.”
Ook bij de cliënt is de beperkte animo voelbaar, vult Roos aan. “Als je behandelaren inzet die zelf niet heel enthousiast zijn over een werkwijze, dan kun je ook niet verwachten dat ze cliënten enthousiast krijgen. Het valt of staat of de behandelaar overtuigd is dat het kan werken en het leuk vindt om ermee aan de slag te gaan, alleen dan kun je het goed overbrengen op je cliënten.”
Op zoek naar enthousiastelingen
Hoe wordt er voorkomen dat er dit keer in dezelfde val wordt getrapt? Esther: “De eerste keer was er toch meer sprake van ‘we gaan het zo doen, dus ga er maar mee aan de slag’. Dit keer willen we medewerkers en cliënten veel meer uitnodigen om ermee aan de slag te gaan. Wie wil er met ons de pilot aangaan? Zo krijg je vanzelf mensen die er echt zelf zin in hebben en uit zichzelf enthousiast zijn.”
Wat er daarnaast bij de eerste implementatie poging niet gebeurde, was het opvolgen van de zorgprofessionals. “Mensen werden getraind en daarna praktisch losgelaten”, zegt Roos. “Dit keer hebben we bewust andere keuzes gemaakt en er is juist veel aandacht voor het opvolgen. Iedere maand is er een opvolgmoment waarin we in een kleine groep ervaringen uitwisselen en van elkaar leren. Daarnaast worden er vanuit NiceDay follow-up sessies verzorgd. Zorgverleners kunnen hiervoor zelf onderwerpen of thema’s aandragen die zij graag met de groep besproken willen hebben. Op die manier zorgen we ervoor dat blended care ingebed en opgevolgd wordt en dat hulpverleners er niet alleen mee aan de slag gaan, maar ook scherp gehouden worden.”
Tijd nodig
Waar tijdens de pilot ook voldoende aandacht voor is, is het feit dat behandelaren een e-healthtoepassing graag eigen willen maken voordat ze ermee aan de slag gaan. “Je moet medewerkers de tijd gunnen om vertrouwd te raken met de technologie. Dat kost tijd en levert niet direct iets op, maar is wel een waardevolle investering. Een behandelaar wil goed voorbereid in het gesprek met een cliënt zitten en zelf goed begrijpen hoe alles werkt, voordat hij of zij een cliënt weer op weg kan helpen.”
Weten wat je van een zorgverlener of cliënt kunt verwachten is volgens de projectleiders ook van groot belang bij blended care. “Eén van de grote zorgen bij zorgverleners was dat cliënten in crisis buiten kantooruren contact zoeken via de app. We hebben er dus voor gezorgd dat hier heldere afspraken over zijn gemaakt en hier duidelijk over wordt gecommuniceerd.”
Na de pilot
De komende 6 maanden draait het om de pilot bij MET ggz. Hier zijn acht collega’s bij betrokken. Dit zijn enthousiaste hulpverleners, afkomstig vanaf verschillende teams en MET ggz locaties in Limburg. “We merken dat dit project ook positieve invloed heeft op de verbinding tussen de locaties en tussen de verschillende teams”, zegt Roos.
Waar hopen de projectleiders na die 6 maanden te staan? Esther: “We hopen op een positieve evaluatie van de eerste pilot, zowel op basis van de input uit onze focusgroepen als analyses van onze cijfers. We hopen op den duur aan te kunnen tonen dat blended care een positief effect heeft op de effectiviteit van een behandeling, maar voorlopig bevinden we ons in de verkennende fase en gaan we eerst verder experimenteren. Na de pilot draaien we op basis van de opgedane ervaringen een tweede pilot met een nieuwe groep hulpverleners. Zo schalen we het gebruik op.”